Ongelijkheid tussen man en vrouw

Ongelijkheid tussen man en vrouw: waarom religie nog steeds achterloopt

Wanneer we kijken naar de vooruitgang die de wereld heeft geboekt op het gebied van gelijke rechten, valt één ding schrijnend op: religie loopt mijlenver achter. Terwijl wetenschap, politiek en maatschappelijke bewegingen de afgelopen honderd jaar enorme stappen hebben gezet richting gelijkheid tussen man en vrouw, blijven veel religieuze tradities hangen in een wereldbeeld dat eerder 1000 jaar achter ons lijkt te liggen dan passend bij het heden. Zelfs in het bedrijfsleven zien we de resten van die ongelijkheid nog steeds terug in de vorm van financiële ongelijkheid. Vrouwen verdienen over het algemeen nog steeds minder dan mannen voor hetzelfde werk. En dat is ronduit absurd.

In vrijwel alle grote religies is de ongelijkheid diep ingebakken. Vrouwen mogen in veel stromingen nog steeds geen religieuze leiderschapsposities innemen. Hun rol wordt beperkt tot gehoorzaamheid, kuisheid en dienstbaarheid, terwijl mannen vanzelfsprekend worden gezien als gezagdragers en beslissers. In sommige tradities worden vrouwen letterlijk achterin de gebedsruimte gezet, gescheiden van mannen alsof hun aanwezigheid afbreuk zou doen aan het heilige. Dat beeld is niet alleen achterhaald, het is bijna belachelijk wanneer we het plaatsen naast de waarden die de moderne samenleving probeert te verdedigen.

Wat extra wrang is: religies claimen vaak moreel kompas te zijn, een bron van rechtvaardigheid en medemenselijkheid. Hoe kan die rechtvaardigheid echter geloofwaardig zijn, zolang de helft van de mensheid structureel minderwaardig wordt behandeld? Een geloof dat vrouwen tot tweederangs burgers maakt, ontneemt zichzelf morele legitimiteit.

De gevolgen van deze ongelijkheid zijn niet slechts symbolisch. In samenlevingen waar religieuze regels het publieke leven domineren, zien we dat vrouwenrechten systematisch worden ingeperkt: geen vrijheid om hun kleding te kiezen, geen gelijke toegang tot onderwijs of arbeid, en in extreme gevallen zelfs geen recht om zich zelfstandig in het publieke leven te begeven. Deze onderdrukking wordt vervolgens verpakt in een religieus jasje, alsof het “goddelijke wil” is, en wie durft te protesteren, wordt weggezet als ongelovige of zondaar.

Het argument dat religie “traditie” is en dus gerespecteerd moet worden, is zwak. Traditie is geen vrijbrief om ongelijkheid in stand te houden. Slavernij, kolonialisme en apartheid werden ooit ook verdedigd met religieuze en traditionele argumenten, maar de wereld heeft die structuren terecht als onrechtvaardig verworpen. Waarom zouden we dan accepteren dat vrouwen in de huidige tijd nog steeds systematisch opzij worden geschoven omdat een oud boek dat zo voorschrijft?

De kernvraag is simpel: als religie werkelijk bedoeld is om mensen dichter bij een rechtvaardig en liefdevol leven te brengen, waarom is de positie van de vrouw daar dan niet een vanzelfsprekend onderdeel van? Werkelijke spiritualiteit kan geen ongelijkheid dulden. Een geloof dat vrouwen achterstelt, kiest bewust voor macht boven rechtvaardigheid. 

Het is tijd dat religies hun eeuwenoude structuren kritisch onder de loep nemen. Wie vasthoudt aan ongelijkheid in naam van God, bewijst geen trouw aan het geloof, maar slechts trouw aan machtsbehoud. Gelijkheid tussen man en vrouw is geen luxe of “westerse uitvinding”, maar een fundamenteel mensenrecht. Zolang religies dat niet erkennen, zullen ze niet alleen 1000 jaar achterlopen, maar ook steeds minder relevant worden in een wereld die verder wil kijken dan het verleden.