"We hebben geluisterd" (maar doen er niks mee)
“Wij hebben geluisterd.” “We nemen uw opmerkingen mee.” “Ik heb er kennis van genomen.” Het zijn zinnen die politici met een glimlach uitspreken, alsof daarmee het gesprek beëindigd is. Maar iedereen die deze woorden hoort, weet wat ze in werkelijkheid betekenen: er gebeurt niets. Het is een ritueel van beleefdheid dat moet verhullen dat de afstand tussen politiek en burger inmiddels een kloof is geworden.
In een echte democratie zou de stem van het volk leidend moeten zijn. Maar steeds vaker zien we het tegenovergestelde. De overheid luistert niet, ze beslist. Niet op basis van breed gedragen wensen, maar op basis van compromissen in achterkamertjes, partijbelangen en internationale druk. Beleidsplannen worden doorgedrukt, zelfs als de meerderheid van de bevolking zich daartegen uitspreekt. En als er weerstand komt, volgt een communicatie-offensief met mooie woorden over ‘draagvlak’ en ‘participatie’.
En wat gebeurt er als er eindelijk een probleem erkend wordt? Wordt er gezocht naar de oorzaak, naar een duurzame oplossing? Nee. Er komt een verplichting. Een nieuwe wet. Een extra regel. Want dat is makkelijk. Dat kost minder geld en minder mankracht dan écht ingrijpen waar het misgaat. Het is symptoombestrijding verpakt als daadkracht. Het resultaat: meer bureaucratie, minder vertrouwen, en nog steeds geen oplossing.
Het is een patroon dat de samenleving vermoeit en wantrouwig maakt. Burgers voelen zich niet serieus genomen. Niet gehoord. Niet vertegenwoordigd. Democratie is niet bedoeld als een theaterstuk waarin men applaudisseert voor ‘inspraakavonden’ die niets veranderen. Democratie is luisteren én handelen in lijn met wat de bevolking nodig heeft – niet in lijn met wat politiek handig is.
De vraag is: hoe lang accepteren we nog dat de overheid zegt te luisteren, terwijl ze doof blijft voor de samenleving?