De aangeprate dood

Het is tijd om ons doodsgeloof te herzien.

Van jongs af aan wordt ons ingeprent dat een mens ‘gemiddeld’ niet ouder wordt dan 80 of 90 jaar. Die boodschap zit diep verweven in onze opvoeding, onze medische wereld, de media en zelfs in onschuldige grapjes over ‘oudjes’. Het lijkt een neutraal feit, een nuchtere constatering. Maar is het dat wel? Of is het eerder een zelfvervullende voorspelling, een collectieve conditionering die mensen onbewust richting de dood stuurt, eerder dan nodig is?

We leven in een tijd waarin medische kennis, voeding en leefstijl exponentieel zijn verbeterd. Er zijn mensen die fluitend 95 worden, vitaal blijven tot hun dood, en pas sterven omdat ‘de tijd gekomen was’, niet omdat ze ergens écht door werden geveld. En toch... zodra iemand de 70 of 80 passeert, komt vaak de mentale knik. “Ach, ik heb mijn tijd gehad.”, “Ik ben al op leeftijd.”, “Nog een paar jaartjes misschien.”, “Wat moet ik nou nog?”. Die uitspraken komen niet voort uit lichamelijke achteruitgang, maar uit een verwachtingspatroon dat van jongs af aan in ons brein is gesleten.

Wat we geloven, wordt vaak werkelijkheid!
Als je decennialang hoort dat 80 à 90 jaar het maximum is, dan ga je daar ook naar leven. Onbewust pas je je verwachtingen, dromen en zelfs je gezondheid daarop aan. De geest stuurt het lichaam en als de geest gelooft dat de eindhalte in zicht is, dan laat het lichaam zich daar vroeg of laat naar vormen.

Er zijn talloze voorbeelden van mensen die plotseling hard achteruitgaan kort na hun pensioen. Niet per se omdat ze ziek zijn, maar omdat hun bestaanszin, vaak gekoppeld aan werk en maatschappelijke rol, wegvalt. Voeg daar een ingesleten doodsverwachting aan toe, en het wordt een gevaarlijke cocktail van fysieke berusting en mentale afbouw.

Het DNA van de doodsverwachting
Het idee dat je maar een beperkt aantal jaren hebt, is als een soort cultureel DNA dat generaties overspant. Het zit in ons taalgebruik (“op leeftijd zijn”), in onze gezondheidszorg (“risicogroep vanwege hoge leeftijd”), en in de manier waarop ouderen vaak worden aangesproken: als breekbaar, traag en ‘aan hun laatste hoofdstuk bezig’. Het is dan ook niet gek dat mensen zich vroeg of laat gaan gedragen naar dat beeld, terwijl ze misschien nog barstensvol leven zitten.

Hoog tijd voor een nieuw perspectief
Wat als we in plaats van ‘je hebt tot je tachtigste’ zouden zeggen: “Je bent gemaakt om minstens 100 te worden, als je goed voor jezelf zorgt”? Wat als kinderen zouden leren dat ouder worden geen aftakeling betekent, maar een kans op verdieping en groei? Wat als 80 gezien werd als het nieuwe 60?

Er zijn al mensen die deze denkwijze leven. Mensen die op hun 90e nog werken, reizen, sporten, zich blijven ontwikkelen. Wat zij laten zien, is dat leeftijd een getal is en veel minder een beperking dan we zelf geloven.

Tot slot
De mentale programmering dat je ‘maar’ tot een bepaalde leeftijd leeft, is een van de meest onderschatte oorzaken van vroegtijdige mentale en fysieke berusting. Door deze collectieve overtuiging los te laten en te vervangen door een toekomstgericht perspectief, kunnen we de mens misschien niet onsterfelijk maken, maar wél vrijer, vitaler en minder gevangen in een dood die vaak eerder begint in het hoofd dan in het lichaam.

Laten we stoppen met mensen al vroeg te vertellen hoe oud ze mogen worden en beginnen met ze aan te moedigen om zélf hun grens te bepalen.